Artificial Intelligence

De macht van de Haagse lobbyclubs

Als een ijzeren ring omgeven ze het Binnenhof: de talloze belangenorganisaties die Nederland rijk is. Welke lobbyclubs hebben de beste toegang tot de politiek?
En hoe groot is hun invloed?

Nederland kent talloze belangenorganisaties: van werkgeversvereniging VNO-NCW tot corporatiekoepel Aedes, van Bouwend Nederland tot het interprovinciaal Overleg, van de VSNU to Zorgverzekeraars Nederland, van boerenlobby LTO tot de vele onderwijsraden.

Niet voor niets worden ze de ‘ijzeren ring’ rond het Binnenhof genoemd: de politiek en de ambtenarij hebben voortdurend met ze te maken.

Ook fysiek hebben de belangenorganisaties de politiek omsingeld. Vrijwel allemaal hebben ze hun hoofdkwartier of lobbykantoor in Den Haag. Zo kunnen de lobbyisten en bestuurders van de belangenclubs makkelijk binnenlopen bij Kamerleden, ministers en ambtenaren.

De intensieve contacten tussen politici en belangenorganisaties zijn ongetwijfeld goed voor een soepel verloop van het landsbestuur, maar het overleg vindt grotendeels plaats in de achterkamers: alleen het eindresultaat is zichtbaar voor de burger. Bovendien duiken oud-politici regelmatig op als voorzitter van een van de vele belangenorganisaties.

Daardoor wordt het beeld versterkt dat Nederland in de praktijk bestuurd wordt door een hecht netwerk van oud-politici die elkaar de bal toespelen, tot groeiende verontwaardiging van kiezers aan de linker- en rechterzijde van het politieke spectrum. Alle reden om een keer grondig uit te zoeken hoe de ijzeren ring van belangenorganisaties in elkaar zit.

Sterker door samen lobbyen
De lijst van tweehonderd belangrijkste lobbyclubs in Nederland wordt aangevoerd door een twintigtal organisaties die samen bijna meer toegang hebben tot de politiek dan alle 180 andere clubs op de lijst bij elkaar  ‘In Nederland zijn de belangenorganisaties veel centralistischer georganiseerd dan in andere westerse landen,’ zegt onderzoeker Berkhout.

‘VNO-NCW en MKB bijvoorbeeld vertegenwoordigen samen een enorm aantal ondernemingen en brancheorganisaties. LTO Nederland behartigt de belangen van tienduizenden boeren, tuinders en agrarische verbanden. En de universiteiten lobbyen niet ieder voor zich, maar via de VSNU. Als je samen lobbyt, sta je veel sterker. Je ziet dat het werkt: zulke organisaties komen veel vaker langs bij ministers en in de Kamer dan kleinere belangenverenigingen of individuele bedrijven.’

Maar er kleven ook nadelen aan: ‘De macht is geconcentreerd bij een klein aantal organisaties. En welke belangen vertegenwoordigen ze? Van de tweehonderd clubs met de beste toegang tot de ministers en het parlement bestaat maar 20 procent uit lidmaatschapsorganisaties zoals ngo’s en patiëntenverenigingen die directe belangen van burgers vertegenwoordigen. Je kan je afvragen hoe goed dat is voor de democratie.’

Aanvoerder van de lijst is een afkorting die veel burgers weinig zal zeggen: de VNG.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten vertegenwoordigt de ruim 380 gemeenten, van Vaals tot Winsum. Voorzitter is Jan van Zanen, oud-partijvoorzitter van de VVD en sinds 2014 burgemeester van Utrecht. Hij is herstellende van gezondheidsklachten, maar Annemarie Jorritsma, oud-VVD-minister, huidig Eerste Kamerlid en Van Zanens voorganger bij de VNG, neemt graag de honneurs waar.

‘Ik zou heel teleurgesteld zijn als ze níét op één stonden,’ zegt Jorritsma. ‘Want de VNG moet voortdurend met het Rijk overleggen.’ Die gesprekken gaan over een breed scala aan onderwerpen, van wetgeving en bezuinigingen door het Rijk tot wensen die de gemeenten uitgevoerd willen zien. Maar volgens Jorritsma is de VNG geen lobbyorganisatie:

‘De gemeenten zijn er, net als het Rijk, voor het algemeen belang.’ Er wordt vanuit de VNG weliswaar flink gelobbyd, geeft ze toe, maar daar is volgens de VVD-politica niks mis mee: ‘Ik vind dat lobbyen zo veel mogelijk moet gebeuren. Ieder Kamerlid, iedere minister, iedere ambtenaar moet vooral horen welke belangen er allemaal spelen alvorens een goed besluit te nemen.’

Dat het een schimmig overlegcircuit zou zijn, spreekt Jorritsma tegen. In het VNG-bestuur zijn vrijwel alle politieke partijen vertegenwoordigd, alle brieven aan het kabinet zijn openbaar. ‘Het is een heel transparant proces.’ Maar buiten die officiële gesprekken van de VNG hebben veel burgemeesters ook hun eigen lijntjes met politiek Den Haag om de belangen van hun gemeenten te laten gelden.

Een goede tweede op de lijst is VNO-NCW,
De grootste werkgeversorganisatie, waarbij zo’n 155 brancheorganisaties zijn aangesloten en ruim vijfhonderd ondernemingen, van de multinationals Shell, Unilever en DSM tot kleinere bedrijven buiten de Randstad. Voorzitter Hans de Boer (CDA) is een van de belangrijkste gesprekspartners van het kabinet. Waar de VNG zichzelf niet als lobbyorganisatie wil beschouwen, doet VNO-NCW dat nadrukkelijk wél.

De werkgeversorganisatie staat al jaren bekend als de soepelste lobbymachine in de Haagse politiek. Dat is in belangrijke mate het werk van stille kracht Niek Jan van Kesteren, algemeen directeur van VNO-NCW van 1999 tot 2016, nu Eerste Kamerlid voor het CDA. In de Ben Pauwlezing in 2012 deed Van Kesteren de fijne kneepjes van het Haagse lobbywerk uit de doeken.

Hij legde uit dat je onder het devies ‘ieder het zijne’ altijd oog moet hebben voor de tegenpartij en diens belang ook tot gelding moet laten komen in het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen: je moet altijd met elkaar verder kunnen.

Bovendien moeten lobbyclubs als VNO-NCW met zoveel mogelijk partijen samenwerken:
Elkaar tegensprekende organisaties zijn een gemakkelijke prooi voor anderen en een ijzersterk excuus voor politici om hun eigen gang te gaan.’ Om die reden werden onder verantwoordelijkheid van Van Kesteren en voormalig VNO-voorzitter Bernard Wientjes de banden aangehaald met MKB Nederland (achtste op de lijst van tweehonderd), de lobbyclub van het midden- en kleinbedrijf, die enkele jaren geleden introk bij VNO-NCW in de Malietoren aan de Bezuidenhoutseweg.

Met haar behoedzame strategie weet VNO-NCW al decennia een groot stempel te drukken op het kabinetsbeleid. Ook deze keer weer.

De ambitieuze milieuparagraaf in het nieuwe regeerakkoord kwam tot stand na een jarenlange lobby van de werkgevers en ngo’s als Greenpeace voor een duurzaam energiebeleid, zoals Vrij Nederland in november reconstrueerde. Maar de bijbehorende lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven werden op aandrang van VNO-NCW, Shell en Unilever gecompenseerd met verlaging van de vennootschapsbelasting en afschaffing van de dividendbelasting. Tot onbegrip en woede van veel kiezers.

De derde plaats is voor de FNV.
Volgens insiders is de invloed van het vakverbond de afgelopen jaren tanende geweest door reorganisaties en dalende ledentallen. En Han Busker (PvdA), voorzitter sinds begin 2017, moet zich nog bewijzen. Maar de FNV schuift nog steeds veelvuldig aan bij overleg. ‘De FNV is nu in rustiger vaarwater,’ zegt oud-FNV-voorzitter Ton Heerts, oud-Kamerlid voor de PvdA en huidig voorzitter van de MBO Raad.

‘Dat speelt zeker mee bij het versterken van de invloed. Maar de vanzelfsprekendheid van de macht van instituties, ook van de brancheorganisaties, is voorbij. Met schreeuwen alleen kom je niet ver. Als je voor de politiek geen inhoudelijke meerwaarde hebt, gaan de deuren dicht. Daarom moet je ervoor zorgen dat je op alle voor jou belangrijke beleidsterreinen blijft meepraten.’

Nog een invloedrijke speler is LTO Nederland, de land- en tuinbouworganisatie, op plaats zes.
Onder voorzitterschap van Marc Calon, voorheen PvdA-gedeputeerde in Groningen en voorzitter van Aedes, de koepel van woningcorporaties, slaagde de boerenlobby erin bij de opstelling van het laatste regeerakkoord vrijwel haar hele inzet te verzilveren, van het herstel van een apart ministerie van Landbouw tot 200 miljoen voor een ‘warme’ sanering van de varkenshouderij.

‘Halverwege de formatie zeiden ze tegen me: het gaat niet lukken met dat ministerie. Maar ik zeg altijd: je moet voetballen als een Duitser, je moet áltijd doorgaan.’ Volgens Calon heeft langskomen bij hoorzittingen in de Tweede Kamer of zomaar langsgaan bij de minister ‘geen zak’ te maken met effectief lobbyen.

‘Een goede lobby moet je eerst richten op de beleidsambtenaren.
Ik zeg altijd: schaal acht tot tien, díé moet je overtuigen. Dan ga je naar de directeuren-generaal, dan pas naar de minister en de Kamerleden. Je moet ook heel goed weten: welk belang heeft een minister of Kamerlid? Als je daar tegenin gaat, wordt het niks. Je moet vooruitdenken en goed investeren in persoonlijke contacten.’

Daarom onderhoudt Calon niet alleen goede relaties met Kamerleden van de traditionele partijen, maar is hij laatst ook gaan praten met Thierry Baudet van Forum voor Democratie en met Léonie Sazias en Corrie van Brenk van 50Plus. ‘Straks hebben die partijen misschien acht zetels in de Kamer, en worden ze een factor van betekenis. En dan ken ik ze al. Als je effectief wilt lobbyen, moet je ervoor zorgen dat je met alle belangrijke spelers een vertrouwensband opbouwt. Dat is hoe het werkt.’

Voor critici van het Nederlandse bestuurlijke circuit zal het niet als verrassing komen: de belangenorganisaties worden gedomineerd door oudere blanke mannen.

Van de tweehonderd voorzitters van de belangrijkste clubs zijn er maar 55 vrouw, en niet meer dan zes – te oordelen aan hun achternaam – van niet-westerse afkomst. Opmerkelijk is ook het grote aantal oud-politici onder de voorzitters van de top-200. Meer dan de helft van de kopstukken is verbonden aan een politieke partij (zie figuur hieronder). ‘Dat is een veel hoger percentage dan in bijvoorbeeld Amerika,’ zegt onderzoeker Joost Berkhout. ‘Uit vergelijkbaar onderzoek blijkt dat daar nog geen 5 procent van de voorzitters van belangenorganisaties aan een van de politieke partijen gelieerd is.’

In de top-200 van de belangenclubs in Nederland is
19 procent van de voorzitters van PvdA-huize, 14 procent van de VVD en 12 procent van het CDA. ‘Een dominante rol dus voor de drie traditionele bestuurderspartijen,’ zegt Berkhout. ‘Dat is niet onlogisch.

Belangenorganisaties willen graag een voorzitter met ervaring en goede contacten in Den Haag
Dan komen ze al snel bij oud-politici van een van die drie partijen uit: zij hebben nu eenmaal vaker geregeerd, hebben het grootste reservoir van ervaren bestuurders en zijn minder omstreden dan partijen op de linker-of rechterflank.’

Maar het benoemen van oud-politici heeft ook nadelen.
‘Het electorale landschap verandert: bij de laatste verkiezingen haalden VVD, CDA en PvdA samen nog maar 40 procent van de stemmen, terwijl bestuurders van die partijen nog wél het leeuwendeel van de voorzitterschappen bij de belangenorganisaties bezetten. Dat is niet goed voor het maatschappelijke draagvlak.

Soms zijn zulke politieke kopstukken ook slecht thuis in de verhoudingen binnen de organisatie waar ze voorzitter van worden, en wegen de voordelen van zulke bestuurders, zoals hun netwerk in Den Haag, niet op tegen de nadelen.’

Touwtrekken om functies

Maar dat de topbestuurders in koor verkondigen dat ze op eigen kracht hun bestuurlijke strepen hebben verdiend, wil nog niet zeggen dat politieke partijen zich niet met bestuurlijke benoemingen bemoeien.

De tijd is weliswaar voorbij dat in Den Haag burgemeesterschappen en andere bestuurlijke posities door de gevestigde partijen onderling werden verdeeld, maar alle grotere partijen, behalve de SP en de PVV, hebben een of meer coördinatoren die zich met de benoemingen bezighouden.

Nog altijd is het voor jongere partijen als GroenLinks en D66 lastig ertussen te komen. Frans van Drimmelen, lobbyist bij het Haagse kantoor Dröge en Van Drimmelen, is bij D66 voorzitter van de scoutingcommissie die politieke talenten rekruteert.

Waar mogelijk geeft hij vertrekkende D66-politici ook een duwtje in de rug om op een bestuurlijke positie terecht te komen. ‘Je wilt mensen die hun ziel en zaligheid in de politiek hebben gestopt niet met lege handen laten gaan,’ zegt Van Drimmelen.

‘Wat de bestuurlijke posten in het middenveld betreft, winnen we geleidelijk terrein.
Alexander Rinnooy Kan en Wiebe Draijer waren voorzitter van de SER, Thom de Graaf is voorzitter van de Vereniging van Hogescholen. Maar het is wel lastig. De PvdA, het CDA en de VVD hebben een veel groter bestand van ervaren bestuurders dan wij.’

Maar ook de VVD is nog altijd flink aan het touwtrekken om meer bestuurlijke functies binnen te halen. Toen de partij van Mark Rutte in 2010 voor het eerst de grootste van het land werd, vatte bij de liberalen het idee post dat ze nog een flinke achterstand op de PvdA en het CDA moesten inlopen, want die twee partijen zijn vanouds veel sterker vertegenwoordigd in het maatschappelijk middenveld dan de VVD – een erfenis van de verzuiling.

‘Als je kijkt naar de politieke voorkeur van de sleutelfiguren in het onderwijsveld, is dat geen goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving,’ zei Sander Dekker. Een aanname die blijkt te kloppen: volgens het onderzoek van de UvA is vooral de PvdA niet alleen in de gezondheidszorg maar ook in de onderwijsbesturen sterk vertegenwoordigd.

Zo is ook de dominantie van de PvdA in de belangenorganisaties over all te verklaren.
Vandaar dat VVD-Kamerleden Willibrord van Beek en later Tamara van Ark hun best deden meer VVD’ers in het maatschappelijk middenveld benoemd te krijgen. Tegelijkertijd nam Sander Dekker zelf vanuit het kabinet die taak op zich.

Toen we hem daar eind oktober op zijn eerste werkdag als minister voor Rechtsbescherming in het nieuwe kabinet over spraken, deed Dekker laconiek over het benoemingenoffensief van de VVD: ‘Daar is niets geheimzinnigs aan.

Tien jaar geleden dachten we als liberalen nog: komt wel goed met die benoemingen.
Tegenwoordig pakken we het iets gestructureerder aan.’ Maar volgens betrokkenen bij de vorige coalitie is de VVD de afgelopen jaren ‘op het agressieve af’ met de benoemingen bezig geweest. En met resultaat: steeds vaker verschenen er VVD’ers op bestuurlijke posities rondom de politiek.

Zo werd oud-staatssecretaris Bruno Bruins (huidig minister voor Medische Zorg) in 2012 bestuursvoorzitter van het UWV, oud-staatssecretaris Paul de Krom in 2015 bestuursvoorzitter van TNO en oud-wethouder Arno Visser in 2013 lid en in 2015 president van de Algemene Rekenkamer.

Ook in het lokaal en provinciaal bestuur is de VVD tegenwoordig sterker vertegenwoordigd, met Jan van Zanen als voorzitter van de VNG en oud-minister Johan Remkes als voorzitter van het Interprovinciaal Overleg. Pieter Duisenberg werd kort na aanvang van zijn nieuwe termijn als Kamerlid benoemd tot voorzitter van de VSNU. En oud-bewindsman Henk Kamp vond al snel een nieuwe betrekking als voorzitter van ActiZ, de brancheorganisatie voor zorgondernemers. ‘

Zo werkt het,’ zegt Frans van Drimmelen. ‘Leden van partijen die in de regering zitten, worden sneller benoemd in bestuursfuncties, zeker als de partij hen een handje helpt.’

Teveel op consensus gericht
VVD’er Pieter Duisenberg maakte dit jaar een ongelukkige start als VSNU-voorzitter: bijna vijfduizend mensen uit de academie ondertekenden een petitie tegen zijn benoeming omdat hij eerder had gepleit voor een onderzoek naar de politieke voorkeur van wetenschappers.

Naar aanleiding van een serie veel grotere schandalen,
Zoals de ondergang van zorgconcern Meavita en onderwijsgroep Amarantis, signaleerde de Commissie Advies Behoorlijk Bestuur (voorzitter: oud-Groen-Links-fractievoorzitter Femke Halsema, een van de leden: Doekle Terpstra) al in 2013 een vaak onderschat probleem bij bestuurlijke benoemingen in de semi-publieke sector: politieke coöptatie, een kwestie die ook speelt bij belangenorganisaties in andere sectoren.

‘Te vaak vindt selectie van nieuwe bestuurders en toezichthouders plaats via ondoorzichtige invitatie,’ luidde het oordeel van de commissie. ‘Hier functioneert een “old boys network” waarin men elkaar banen “toespeelt” en de politieke affiliatie een grotere rol speelt dan competenties.

’ Volgens Halsema (die inmiddels via een open sollicitatieprocedure tot voorzitter is benoemd van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, ook genoemd in de lijst van tweehonderd) is het rapport goed ontvangen in de sector, maar bleef het in de politiek oorverdovend stil over het onderliggende probleem: de aansturing van de benoemingen vanuit Den Haag en de politieke coöptatie. ‘Daar heeft de zittende macht niets aan gedaan.’

Renske Leijten, Kamerlid voor de SP, ziet een ander groot probleem rond de benoemingen van oud-politici op bestuursposten bij belangenorganisaties: oud-politici zijn vaak teveel op consensus gericht. ‘Zo wilden de onderwijsbestuurders in de PO-Raad en de vakbonden eindeloos verder blijven praten, ondanks grote onvrede onder leraren in het basisonderwijs over hun salaris en hun werkdruk.

Toen hebben de leraren zelf de beweging PO in actie opgezet. Binnen de kortste keren stonden er tienduizenden leraren te demonstreren in het Zuiderpark.

Omdat de zorgorganisaties niet in beweging kwamen, zijn de huisartsen zelf met het actiecomité Het roer moet om begonnen. De schaduwmacht van oud-politici in belangenorganisaties is altijd op zoek naar het compromis om vooral geen ruzie te krijgen met de minister en andere organisaties, terwijl hun taak óók zou moeten zijn echte alternatieven voor het beleid aan te dragen. Gevolg is dat steeds minder mensen zich door zulke belangenclubs vertegenwoordigd voelen.’

Die cultuur is alleen te doorbreken met moed
Dit denkt Leijten, als de belangenorganisaties de moed hebben vaker bestuurders met verstand van zaken uit de eigen sector te kiezen, en niet uit het circuit van oud-politici van de gevestigde partijen.

 

Tekst Thijs Broer en Chris Ostendorf/Vrij Nederland

Toon meer

Related Articles

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button